Een goede zindelijkheid begint overdag. Pas wanneer uw kind de fase van het broekplassen is ontgroeid, kan het ook evolueren naar droge nachten. Ongeveer 2 tot 4% van de kinderen met een normale ontwikkeling heeft op de leeftijd van 7 jaar nog last van broekplassen.

Ongecontroleerd plassen overdag wordt als een probleem beschouwd vanaf de leeftijd van 4 à 5 jaar.

Vragen

  1. Wat zijn de meest courante oorzaken van ‘broekplassen’?
  2. Hoe een plasdagboek bijhouden?
  3. Broekplassen overdag: hoe behandelen?
  4. Dagwekker?
  5. TENS neuromodulatie?

1. Wat zijn de meest courante oorzaken van ‘broekplassen’?

De meeste kinderen kennen een normale ontwikkeling, maar kunnen een stoornis hebben bij ofwel het vullen van de blaas, ofwel het legen van de blaas, ofwel een combinatie van beide.

1. Stoornissen bij het vullen van de blaas:

• De Over-Actieve Blaas (OAB): reeds bij het vullen van de blaas gaat de detrusor-spier samentrekken, wat leidt tot frequent plassen en soms urineverlies. Het voornaamste symptoom waaraan met dit herkent is de verhoogde aandrang (‘urgency’). De OAB wordt beschouwd als een stoornis in de evolutie van het kind, wanneer u dit symptoom meent te herkennen, is het raadzaam een arts om advies te vragen. De overactieve blaas is de meest frequente oorzaak van blaasfunctiestoornissen bij kinderen.

• De ‘te kleine blaascapaciteit’: samen met de groei van uw kind, neemt ook de blaascapaciteit toe. Als de blaas onvoldoende meegroeit, zal het kind vaker moeten plassen. U kunt eenvoudig berekenen hoe groot de blaascapaciteit van uw kind zou moeten zijn via volgende formule: (leeftijd +1) x 30 ml. Men spreekt van een te kleine capaciteit als deze minder is dan 65% van het verwachte blaasvolume.

2. Stoornissen bij het legen van de blaas:

• De Onder-Actieve Blaas (UAB): wanneer kinderen niet frequent genoeg plassen en vaak moeten persen. Diverse oorzaken kunnen aan de basis liggen hiervan (neurologisch of andere, zoals uitstelgedrag, medicatie, infecties).

• De disfunctionele plas: moeilijk op gang komen van de plas, zwakke of onderbroken straal, moeilijk te bedwingen aandrang, minder goed uitplassen, nadruppelen …

Het is niet evident om als ouder zelf te bepalen wat de mogelijke oorzaak kan zijn waarom uw kind niet droog is overdag, er is vaak een overlapping tussen verschillende aandoeningen en na verloop van tijd kan de ene aandoening evolueren in een andere. Het is daarom raadzaam steeds het advies in te winnen van een arts alvorens enige behandeling te starten.

Bij de evaluatie dient men steeds rekening te houden met 4 factoren:

  • Is er ongecontroleerd plasgedrag (incontinentie)?
  • Frequentie van het plassen?
  • Volume van de plas?
  • Volume vochtinname van het kind, hoeveel drinkt het kind?

Belangrijk om weten is dat blaasfunctiestoornissen bij kinderen heel frequent voorkomen: een belangrijk deel van de schoolgaande jeugd (tot 25%) lijdt hieraan. Daarbij mag het psychologisch effect allerminst worden onderschat. Zowel voor het kind als voor de ouders kan de aandoening soms heel zwaar doorwegen op het dagelijkse leven. Het kind ondervindt hinder en voelt zich minderwaardig ten opzichte van leeftijdsgenoten die dit probleem niet kennen, sommige kinderen vertonen na verloop van tijd gedragsstoornissen en voor de ouders vraagt de aandoening aanzienlijk meer aandacht voor het kind. Het is dus belangrijk als ouder om bij een vermoeden van blaasfunctiestoornis dit niet te verwaarlozen en tijdig in te grijpen.

Hoewel de diagnose van een stoornis uiteraard via de arts dient te gebeuren, kunt u wel bepaalde stappen ondernemen om een algemeen beeld te krijgen. Vaak zal de arts hier ook om vragen. Dat is het geval met het ‘plasdagboek’. Door het bijhouden van een plasdagboek kunt u zich een beeld vormen over het plasgedrag van uw kind en over de blaascapaciteit.

2. Hoe een plasdagboek bijhouden?

In een plasdagboek ga je een aantal zaken bijhouden, zoals:

  • Tijdstip wanneer uw kind gaat plassen
  • Volume van de plas
  • Volume van wat het kind drinkt
  • Natte broek of niet
  • Nachtelijk plasgedrag. Afhankelijk van wat men er wil uit afleiden gaat men dit gemiddeld 1 tot 2 keer per week bijhouden.

Een plas- en drinkschema kan je her en der downloaden van het internet, voor een adequaat resultaat en om relevante conclusies mogelijk te maken adviseren wij echter om professioneel advies in te winnen.

3. Broekplassen overdag: hoe behandelen?

1. EDUCATIE

Zowel bij broekplassen als bij bedplassen begint alles bij ‘educatie’. Zowel voor de ouder als voor het kind is het belangrijk om eerst het probleem te begrijpen en het pas daarna te behandelen. Dit hoeft (bij voorkeur zelfs) geen les in anatomie te zijn. Om het functioneren van de blaas op een kindvriendelijke wijze uit te leggen, ontwikkelde Charco in samenspraak met artsen en universiteiten het ‘Spookboekje’ waarin aan de hand van tekeningen en in eenvoudige bewoordingen wordt getoond hoe de blaas werkt en welke problemen kunnen optreden. Onze ervaring leert dat kinderen na het doornemen van dit boekje een grotere mate van motivatie hebben om droog te worden.

Bij de huur of aankoop van een Charco Grey nachtwekker ontvangt u steeds een exemplaar van het 'Spookboekje', u kunt het ook los aankopen in onze webshop.

Motivatie is in elk geval een basisbegrip in de behandeling van ongewenst urineverlies. Indien uw kind het dragen van een pamper niet als hinderlijk ervaart en er ook voor de rest geen problemen mee heeft, dan zal ook de motivatie om hiervan verlost te geraken veel kleiner zijn en zullen bijgevolg ook de slaagkansen om snel zindelijk te worden een stuk lager liggen. Ook vanwege de ouders moet er de nodige motivatie zijn om op een geduldige manier om te gaan met het probleem. Broekplassen vraagt een ‘positieve’ aanpak, uw kind moet aanvoelen dat het niet ‘ziek’ is en dat mits wat goede wil hij of zij kan worden zoals de vriendjes en vriendinnetjes.

2. GEDRAG

In een tweede fase volgen dan eventueel een aantal aanpassingen in de levensstijl. Een aantal gedragingen van het kind spelen mee een rol in het ontstaan van problemen met de blaas en dus is het belangrijk hier de nodige aandacht aan te besteden en bij te sturen waar nodig.

Op welke punten dien je als ouder te letten?

a. Drinken

Voldoende drinken is essentieel, dit geldt overigens zowel voor kinderen als voor volwassenen. Bij voorkeur drinkt men op regelmatige basis een kleine hoeveelheid (liefst water): beter elk uur een klein glas dan elke paar uur een klein flesje! Het is een foutieve reflex om een kind aan te zetten minder te drinken om zo het ongecontroleerd plassen te verhinderen. Voldoende drinken draagt niet alleen bij om giftige stoffen af te voeren, het helpt ook in de ontwikkeling van blaas en nieren. Regelmatig drinken verhoogt de kans op succes.

PLASHORLOGE

Een handig hulpmiddel hierbij is het ‘plashorloge’: als uw kind een hele dag op school zit, heb je uiteraard geen controle op het drink- en plasgedrag en de leerkrachten hebben al dermate veel verantwoordelijkheden dat het niet haalbaar is voor hen om elk kind afzonderlijk op te volgen hierin. Met een plashorloge kan je het kind toch aansturen. Op door uzelf gecontroleerde tijdstippen zal een alarm afgaan (dit kan zowel een ‘geluidsalarm’ zijn als een ‘trilalarm’ of een combinatie van beide), bijvoorbeeld een eerste maal tijdens de pauze rond 10u, een tweede maal rond de start van de middagpauze, en enkele malen in de namiddag, tot het moment dat het kind weer thuis komt. Aan het kind wordt dan opdracht gegeven telkens het alarm afgaat dat het een glas moet drinken en/of naar het toilet moet gaan. Kinderen gaan immers op in het spel en ‘vergeten’ vaak te drinken/plassen.

b. Plassen

Of je kind nu thuis is of op school, regelmatig plassen is belangrijk. Vaak vertonen kinderen een ‘uitstelgedrag’, ze zijn aan het spelen en hoewel ze misschien wel een aandrang voelen om te plassen, doen ze dit niet. Als ouder kan je er dus best op letten en desgevallend op tijd en stond je kind verplichten om eerst naar het toilet te gaan. Behalve het aantal plasbeurten is ook de plashouding een punt van aandacht. Ook jongens kunnen best zittend plassen. Bovendien zouden ze ook moeten leren een ontspannen houding aan te houden: als het kind zo snel mogelijk weg van het toilet wil zijn, gaat het persen, wat op zijn beurt mogelijk weer tot andere complicaties kan leiden.

c. Hygiëne

Ook hygiëne is een vaak weerkerend probleem. We spreken dan over zowel netheid van het toilet als over netheid van het kind zelf. Dat een strikte hygiëne belangrijk is voor een kind, hoeft wellicht geen betoog. Bij een slechte hygiëne kunnen , ontstekingen ontstaan die op hun beurt tot pijn kunnen leiden bij het plassen, wat ondermeer uitstelgedrag uitlokt. Ook vuile toiletten vormen vaak aanleiding tot problemen: doordat het kind een afkeer krijgt van het toilet gaat het de plas uitstellen of een verkeerde zithouding aannemen.

Educatie en gedragswijzigingen zijn zaken die je als ouder, desgewenst begeleid, vrij eenvoudig kan aansturen. Indien blijkt dat er een dieperliggende oorzaak is, zal de arts soms een medicatie voorschrijven. Ga nooit op eigen initiatief over tot medicatie. Welk soort medicatie wordt voorgeschreven hangt af van het type stoornis. Medicatie kan in bepaalde gevallen bijdragen aan het corrigeren van de stoornis. De voornaamste nadelen aan medicatie zijn enerzijds de frequente bijwerkingen en anderzijds het hervallen bij stopzetting ervan. Waar mogelijk geniet de niet-medicamenteuze aanpak o.i. dan ook steeds de voorkeur.

4. Dagwekker?

Sommige kinderen zijn er zich niet van bewust dat ze in hun broek plassen. Vooral bij kinderen met een onderactieve blaas zien we dit: het kind krijgt onvoldoende signalen dat het moet plassen, de blaas vult zich en gaat op een bepaald moment overlopen. Men spreekt ook wel over een ‘luie blaas’. Op voorschrift van de arts kan het bij deze kinderen nuttig zijn om gedurende een korte periode (het algemeen advies luidt 4 tot 6 weken) een ‘dagwekker’ in te zetten. De dagwekker is een klein toestelletje dat het kind aan een snoertje rond de hals draagt. De wekker is via 2 draadjes verbonden met een sensorbroekje. Zodra er een druppeltje urine in het broekje komt, zal het alarm afgaan en weet het kind dat het naar het toilet dient te gaan. Het betreft hier een ‘cognitieve conditionering’. Doe dit niet op eigen initiatief maar vraag steeds professioneel advies.

5. TENS neuromodulatie?

Een bijkomend hulpmiddel dat in toenemende mate wordt aangewend is ‘elektrische neurostimulatie’. Dit kan via TENS-therapie: een laagdrempelige behandeling zonder enige bijwerking. Bij TENS – wat staat voor ‘Transcutane (door de huid heen) Electrische Neuro-Stimulatie – gaat men electrodes aanbrengen op de huid van het kind, waarlangs dan via een draagbaar toestelletje (ter grote van een MP3-speler) neurostimulatie gebeurt. Deze methode is veel minder ingrijpend dan de invasieve variant, is een stuk goedkoper en kent uitermate bemoedigende resultaten. Bij Charco werden inmiddels meer dan 1000 kinderen via deze weg geholpen! Uit diverse onderzoeken is gebleken dat deze behandeling bij gemiddeld 60 tot 70% van de behandelde kinderen leidt tot een verbetering van de symptomen. Dit is bijvoorbeeld het geval bij een overactieve blaas, maar ook bij diverse andere stoornissen draagt neuromodulatie bij tot een vlotter herstel. De TENS-therapie kent geen bijwerkingen, de methode is wetenschappelijk grondig onderzocht en wordt reeds vele jaren gebruikt door deskundigen. De toepassing op het vlak van blaasproblemen loopt inmiddels meer dan 10 jaar en wordt door steeds meer artsen-specialisten erkend als een volwaardige therapie. Een TENS-apparaat kan heel betaalbaar worden gehuurd bij Charco voor behandelingen op kortere termijn of wanneer men het systeem wil uittesten. Voor de langere termijn kan het toestel worden aangekocht. De lage kostprijs maakt dit een haalbaar en aantrekkelijk alternatief voor of aanvulling op de niet-medicamenteuze behandeling van blaasproblemen.